God in het gekkenhuis

Met Henoch zat het zo...

Als kind reeds liep hij de deur plat bij God.
Hij vroeg en God vertelde. God vroeg en Henoch vertelde. Ze raakten niet uitgepraat tijdens de lange wandelingen die ze samen maakten. En elke keer was Henoch’s gezicht stralender dan de vorige keer. En elke keer werd het later en later.

De moeder van Henoch maakte zich ongerust en ze vreesde dat haar enige zoon op een keer niet meer thuis zou komen omdat hij voorbij de grens tussen Hier en Daar zou gaan met God.
Ze dacht bij zichzelf: de jongen is bijna op huwbare leeftijd. Hij is nu al zo veel met die God bezig dat hij straks helemaal geen nageslacht meer op de wereld zet. Onze familie zal uitsterven. Wij zullen ophouden te bestaan.
Ze praatte met haar zoon over trouwen en kinderen, maar Henoch was niet onder de indruk. Met God durfde ze niet in discussie, daar was, in haar ogen, geen normaal gesprek mee mogelijk.

Toen verzon ze een list. Ze vond de mooiste vrouw van het land, Chanoeka, bereid om met Henoch te trouwen en de moeder sprak met haar af dat Chanoeka Henoch zou opwachten als deze de volgende keer thuis zou komen van een van zijn lange ontmoetingen met God.

Ach, Henoch en God hadden een geweldige wandeling achter de rug. Ze hadden de hele godganse tijd hand in hand gelopen en over alles en niets met elkaar gesproken en gezwegen. Dit keer waren ze bijna voorbij de grens tussen Hier en Daar gekomen. Vlak voor de grens had Henoch echter gezegd: ‘Ik moet naar huis. Moeder wacht.’
God keek hem met droeve ogen aan en knikte: ‘Ik weet het.’

Ze spraken niet veel op de terugweg. Bij de deuropening namen ze afscheid.

Henoch keek God na en ging toen enigszins verward naar binnen. Hij sloop zachtjes door de gang naar zijn kamer. In zijn kamer brandde een kaars. In het zachte licht van de kaars zat de mooie Chanoeka op hem te wachten. Ze was als een lonkende zee, met een vurige branding. Henoch zonk in het water neer en werd opgenomen door de stroom van liefde zoals die alleen voor twee geliefden is.

Hij kreeg veel zonen en dochters en was gelukkig met zijn Chanoeka.

Op een dag ontmoette hij onverwachts God weer. God was nog net zo stralend als vroeger. Henoch was grijs geworden. Maar het was alsof ze elkaar gisteren nog gesproken hadden. Ze wandelden en praatten, ze liepen en hadden alleen nog oog voor elkaar. Bij de grens tussen Hier en Daar, nam God Henoch bij de hand. God was als een diepe oceaan, met een kolkende branding. Henoch zonk in de golven neer en Henoch was niet meer, want God had hem genomen, voorbij de grens tussen Hier en Daar.