x-liedjes.nl presenteert

Henk Harmsen

Henk Harmsen is zijn hele leven al een singer-songwriter. Nooit professioneel, altijd naast andere werkzaamheden. Soms heel intensief, dan weer bijna niet.

Vanaf zijn twaalfde begon Henk met het maken van liedjes op zijn harmonium. Op zijn 16e kwam de piano in zijn leven en maakte hij zijn eerste 'echte' songs. De twintig jaar die daarop volgenden schreef hij voornamelijk Engelstalig werk. Vanaf 2000 zijn daar de x-liedjes bijgekomen. En vanf 2013 ook liedjes in het Helders (Hellendoorns) dialect.

Henk is een paar jaar geleden begonnen om zijn hele oevre opnieuw op te nemen. Daarbij probeert hij de kunst van het digital audio recording in de vingers te krijgen, net als het maken van begeleidende video's. Tussen 2000 en 2013 schreef Henk het boek God in het gekkenhuis en in diezelfde periode verzamelde hij zijn columns, die hij voor een uiteenlopend publiek had geschreven, in de bundel Open ruimte.

Henk's totale muzikale oevre is vrij om te gebruiken (om precieser te zijn, zijn werk is deels gelicenseerd onder CC BY-NC-ND en, als het werk toch commercieel wordt gebruikt, Buma Stemra)

Glas-in-lood

henk en daaf

Het viel niet mee om een afspraak te maken, maar uiteindelijk zitten we dan toch op de eerste maandagmorgen van Henks vakantie ontspannen bij elkaar en zoeken we samen naar een beginnetje.

Voor de meeste vrijzinnigen in Veenendaal ben je de man van de verhalen en de liederen.
Wat bezielt jou eigenlijk als verhalenschrijver?

Schrijven begint voor mij met gaan zitten. Ik ga vaak uit van iets dat al bestaat. Schrijvers van oude verhalen, ook bijbelverhalen, hebben van die kosmische elementen die me raken. Neem nou zo'n verhaal van Veger en Rooie, over Jakob en Ezau. Ik stel me voor dat ik Jakob ben, maar ook dat ik Ezau ben. En dan denk ik: dit is me overkomen - hoe vertel ik dat? Zo ontstaan er eigenlijk twee verhalen. Of eigenlijk meer. Want een luisteraar hoort vaak weer wat anders dan ik denk te zeggen.

Je schrijft dus voor mensen die het bijbelverhaal kennen.

Toch niet alleen! Toen ik dat verhaal van Veger en Rooie voor het eerst vertelde in het Venster, zei iemand na afloop: Wat een mooi verhaal. Heb je dat zelf bedacht? Hij bleek niet te zijn opgegroeid met de bijbelse verhalen, maar voelde haarscherp aan dat dit verhaal iets te maken had met zijn eigen leven. Er is een oud verhaal over een rabbi die een hele groep mensen heeft toegesproken; na afloop heeft iedereen het gevoel dat hijzelf de aangesproken persoon was. Dat wil ik ook graag.

Wat is je eigen lievelingsverhaal uit jouw serie?

Dat wisselt. Maar ik heb toch wel een bijzondere band met god in het gekkenhuis. Ook om de titel, ja, maar vooral om de combinatie van lach en traan. De humoristische trekjes houden het verhaal lichtvoetig, maar zelf schiet ik steeds weer vol als Eva aan god-met-een-kleine-letter vraagt: "Waar was je toen jouw kinderen in de oven werden gestopt?"

De verschrikkingen van de wereldoorlog hebben een enorme indruk op jou gemaakt. Toch ben je bijna vijftien jaar ná de oorlog geboren. Wanneer is die belangstelling ontstaan?

Ik was een jaar of dertien toen ik een fotoboek in handen kreeg over de holocaust. Die foto's grepen me aan, maar de reactie van sommige christenen dat al die ellende een straf van God zou zijn… daar knapte ik helemaal op af.
Nee, dat kwam niet door mijn ouders; die waren niet zo. Zij waren kerkelijk, maar zaten, zeg maar, in het middenschip van de hervormde kerk. Mijn vader wilde bijvoorbeeld wel graag dat ik naar catechisatie ging, maar had er begrip voor dat ik het niet langer volhield dan één keer. 'Je komt al vaak genoeg in de kerk,' zei hij. Dat was ook zo: meestal drie keer per zondag! Ik was vanaf mijn veertiende namelijk organist bij de gereformeerden, bij de hervormden en bij de katholieken.
Met sommige preken had ik wel moeite. Ik heb een keer na zo'n saaie en nietszeggende verhandeling alle registers opengezet en toen mijn armen breeduit op het klavier gelegd. Toen alle lucht eruit was, heb ik met één vinger psalm 130 gespeeld: Uit diepten van ellende. Ik heb er nooit iets over gehoord. Misschien vonden ze het wel mooi…
Ik heb wel vaak aanvaringen met dominees en kerkenraden gehad, dat ging meestal over popliedjes die ik tijdens de dienst, of er voor of erna speelde. Ik had in Almelo Killing me softly gespeeld. In dat lied hoort een meisje dat een jongen een prachtige song heeft. Ze heeft er alles voor over om die te horen. Een heel bijbelse gedachte, vond ik, maar de kerkenraad dacht daar anders over.
In mijn geboortedorp Hellendoorn kon de kerkenraad meer verdragen. Hellendoorn is vanoudsher dan ook vrijzinnig. Daar mocht ik als zestienjarige zelfs samen met een groep van ruim tien leeftijdsgenoten een koffiebar oprichten, die we 'Glas' noemden. De groep bestond uit jongeren met de meest uiteenlopende opvattingen. Maar we respecteerden elkaar. We vergeleken dat met een glas-in-lood-raam, waardoor je naar buiten kijkt. Je kijkt allemaal naar dezelfde werkelijkheid en toch ziet iedereen iets anders. Dat vind ik nog steeds een mooi beeld.

Wat versta je eigenlijk onder ‘behoudendheid’?

Dat betekent voor mij: gaan op de weg die anderen (ouders, vrienden, kerk) je zijn voorgegaan; oplossingen accepteren die in een andere tijd, soms in een andere context en vaak voor andere problemen werden gevonden. Neem je alles wat vroeger besloten is klakkeloos over, dan ben je zogezegd ‘reactionair’. Probeer je zoveel mogelijk terug te vertalen naar deze tijd, zonder daar iets nieuws aan toe te voegen, dan ben je volgens mij ‘behoudend’.

Je verzet je tegen behoudendheid. Waarom eigenlijk?

Ik mis in de behoudendheid:
• een frisse blik om onbevangen in de wereld rond te kijken;
• lef om nieuwe inzichten te ontdekken en deze vervolgens af te wegen tegen je eigen waarden en normen;
• moed om je eigen traditie met vernieuwde ogen te herzien, achter te laten wat niet mee hoeft, de ballast, en mee te nemen wat tot het hart van je traditie behoort.

Als we de behoudendheid achter ons laten, worden we medebouwers en —bereiders van de weg. Dat is voor mij de ideale open geloofsgemeenschap.

Je richtte je kritiek soms ook op New Age. Maar het Nieuwe-Tijdsdenken staat toch aan jouw kant in de strijd tegen behoudendheid?

Ja, in eerste instantie zou je denken dat New Age een prachtig hulpmiddel is. Je haalt er uit wat je aanspreekt, neemt het in je eigen traditie op en bouwt op die manier aan een vernieuwde weg. Maar is het wel zo simpel?
Ik wil graag een vergelijking met de wetenschappelijke manier van onderzoek doen naar voren brengen. Iedereen die wetenschap bedrijft, weet dat hij op de schouders van geleerde voorgangers staat, om een stukje van de wetenschappelijke puzzel bij te dragen. Nu wil een wetenschapper wel weten of die schouders solide zijn. Als een wetenschapper zich zou baseren op ‘horen zeggen’ of ik ‘voel gewoon dat het zo is’, dan zal diens wetenschappelijke carrière snel ten einde zijn.

Ik denk dat er niet zoiets bestaat als New Age. Aan de andere kant is het, volgens mij, mogelijk een ‘negatieve definitie’ te maken: dit is het in elk geval niet. Zo’n definitie geeft ook direct mijn bezwaren weer. New Age:
• staat niet in een verifieerbare traditie.
• is niet bevrijdend.
• kent geen ethiek.

Hoezo ‘niet verifieerbaar’?

Iedereen kan er zomaar iets aan toevoegen, door te zeggen: zo is het in het Boeddhisme, of zo zegt mijn buurvrouw, of zo staat het in de sterren, of zo voel ik het. In het Jodendom is bijvoorbeeld alles gebaseerd op de Thora en hoewel er in de Talmoed bizarre zaken staan, beweren de rabbijnen in ieder geval steeds op de woorden van Mozes terug te gaan.

En ‘niet bevrijdend’?

Het is als een slaapmiddel tegen depressie (bijvoorbeeld je kerkelijke achtergrond). Het helpt eventjes. Daarna wordt de depressie een waas en het slaapmiddel werkt verslavend, met andere woorden als ik het niet gebruik komt er angst op. In plaats van uitverkiezing is er nu karma, in plaats van hel is er nu reïncarnatie, in plaats van dogma’s is er nu een horoscoop. En als het alleen als placebo werkt, komt onherroepelijk de vraag: wat heeft deze nieuwe kennis nu eigenlijk voor nut?

Je derde bezwaar tegen New Age betreft het ontbreken van ethiek. Is dat zo erg?

Alle religies en tradities zijn gebaseerd op ethiek. Zoals Hillel (een beroemde tijdgenoot van Jezus) ooit zei: je naaste liefhebben, dat is Thora, de rest is alleen uitleg. Je zult woorden van gelijke strekking ook bij Jezus, bij Boeddha en volgens sommigen ook bij Mohammed tegenkomen. Ik geef toe, de volgelingen hebben bij de uitleg veel ruis geplaatst, maar de basis is goed. Bij New Age is het maar afwachten. Omdat er geen verifieerbare traditie is, staat zowel ‘de übermensch’-gedachte als ‘all you need is love’ vrijelijk ter beschikking.
Het staat er nu misschien erg definitief. Je weet dat de soep nooit zo heet gegeten wordt. Waar ik uiteindelijk tegen waarschuw, is het klakkeloos overnemen van nieuwe waarheden:

• We moeten het nieuwe eerst verifiëren. Wie zegt het? Waar baseert ie zich op? Is het waar? Hoe betrouwbaar is die traditie?
• En we moeten het nieuwe naast onze eigen traditie leggen. Ken ik mijn traditie wel? Wat bedoelde men in mijn eigen traditie eigenlijk te zeggen? Kan het nieuwe een vernieuwde interpretatie zijn van (een deel van) mijn eigen traditie?

Als we het zo doen, zijn we volgens mij niet echt ‘Nieuwe-Tijdskinderen’. We staan dan namelijk in een traditie van vernieuwing, die zich voordoet in elke religie, omdat die uiteindelijk bevrijdend is en niet knellend.

En misschien leidt dit hele proces uiteindelijk wel naar het geheel overboord gooien van al je waarheden en al je zekerheden en blijft er alleen nog Open Ruimte waar je elkaar kan ontmoeten.

(Jan B. Veerbeek)


Jan B. Veerbeek

In memoriam


Op dinsdag 2 augustus 2022 is Jan Veerbeek op 87 jarige leeftijd overleden. Jan was een zeer goede vriend van mij en samen waren we tussen 2000-2016 de twee eind-redacteuren van de x-liedjes. Ook schreef Jan vier prachtige teksten (x8, x9, x32 x64) voor de bundel.

Jan leerde me om kritisch naar mijn teksten te kijken, om soms woorden onderling te ruilen, of net een ander woord te gebruiken, of een zin juist weg te laten, of, heel af en toe, gewoon helemaal opnieuw te beginnen.
De x-liedjes gaan veel over leven en sterven. Misschien onbewust, zodat ik, wanneer ik zelf ooit aan de beurt ben, iets heb om op terug te vallen. Iets wat vrij van religie is, toch hoopvol, maar steeds vragend, hoe vanzelfsprekend alles soms ook klinkt. Jan heeft mij bij het schrijven van de x-liedjes vaak bewaard voor te veel (of goedkope) emotionaliteit. Hij heeft me daarbij geleerd om toch mijn eigen visie te behouden. Daarom zitten er uiteindelijk, denk ik, precies genoeg gevoelens van mezelf in.

Ruimschoots op tijd (rond 2017) leerde Jan me om zelfstandig, alleen met de x-liedjes verder te gaan. In 'noodsituaties' kon ik in het begin nog op hem terugvallen. Tot het moment daar was en ik zomaar wist: ik kan het alleen. Daarin toonde Jan zich de leraar, die hij zijn hele leven was: hij maakte mensen niet afhankelijk, maar liet ze stap voor stap zelfstandig worden.




Dit is dan je allerlaatste reis, lieve Jan.

De reis die nergens heen gaat en waar je nergens aankomt.

De reis die we alleen moeten gaan, zonder kompas en zonder gids.

Voorbij aan wie we zijn en wat we denken te zijn.

Vaar wel, Jan.

Vaarwel…

Bedankt dat je er was, goede vriend.

Henk Harmsen