Open ruimte

Een wals in het licht

dwaal door het duister, kom eindelijk thuis
ga door de deur waar het licht je begroet
open je hart, laat het licht binnen gaan
licht dat van nu af je leven hoedt
licht, ik mag gaan in het licht
en licht, ik mag wonen in licht
licht, altijd overal licht
hoe donker de nacht ook is

als dan de lampen gaan doven en wij
gaan weer op weg, weer opnieuw de woestijn:
een zonnestraal door een kier in de deur
roept ons: het licht zal steeds bij je zijn!
licht, ik mag gaan in het licht
en licht, ik mag wonen in licht
licht, altijd overal licht
hoe donker de nacht ook is

Goddelijk licht

Toen ik in 1999 een lied wilde schrijven over licht, schoot mij direct het eerste vers van Jesaja 9 te binnen:

het volk dat wandelt in het duister
zal een groot licht zien
die wonen in de schaduwen van de dood
over hen zal een groot licht opgaan

U herkent het waarschijnlijk wel. Het is een van de meest gelezen teksten in de adventstijd en heeft een speciale aantrekkingskracht op heel veel mensen.

Ik las het, ik las het nog eens en nog eens. En zo begon een ontdekkingsreis die voor mij uiteindelijk leidde tot het lied Een wals in het licht.

Het eerste dat opvalt in Jesaja is dat er sprake is van twee (soorten) volken:
de ene soort wandelt, en de andere zit (= woont): het ene volk is actief, het andere passief.
Degene die gaat ziet het licht,
degene die woont, wordt overgoten met licht.
Maar in beide situaties is er licht aanwezig in het duister. Dat wordt het refrein:

licht, ik mag gaan in het licht
en licht, ik mag wonen in licht
licht, altijd overal licht
hoe donker de nacht ook is.

In het kader van een eerder ondernomen project had ik al eens geprobeerd om volk met ziel te vertalen en land met lichaam. Als ik dat ook hier doe, klinkt het eerste vers zó:

de ziel die dwaalt in het duister
ziet een groot licht;
eenmaal in het lichaam, onderhevig aan de dood,
wordt het overgoten met licht.

Je denkt meteen aan geboren worden, of anders gezegd: ‘het licht zien’. U kent misschien ook de vele teksten uit de joods-chassidische en de boeddhistische traditie die over sterven gaan en opnieuw weer geboren worden, en over de periode tussen het moment van sterven en weer opnieuw geboren worden (in het boeddhisme ‘Bardo’, in Joodse tradities ‘hemel en hel’). Ook in de meeste gedocumenteerde bijna-doodervaringen komen bepaalde aspecten terug. De belangrijkste overeenkomst tussen alle tradities is, dat er zowel bij geboren worden als bij sterven een helder licht wordt gezien. Daarom gaat het eerste couplet over de ziel die nog dwaalt in het duister, maar op weg is naar thuis: het nieuwe lichaam. Van een gaan naar een wonen:

dwaal door het duister, kom eindelijk thuis
ga door de deur waar het licht je begroet
open je hart, laat het licht binnen gaan
licht dat van nu af je leven hoedt

Het tweede couplet gaat over doodgaan.
De levenslampen doven, we moeten wéér op weg, van wonen naar gaan. Maar in leven en sterven mag de mens weten dat er altijd licht is.
De kern van de mens is licht. Je mag het ook de Christusnatuur noemen, of de Boeddhanatuur.
De joodse Chassidiem noemen spreken over het Goddelijke licht en ik heb het eenvoudig licht genoemd:

als dan de lampen gaan doven en wij
gaan weer op weg, weer opnieuw de woestijn:
een zonnestraal door een kier in de deur
roept ons: het licht zal steeds bij je zijn!

Zo is X4 ontstaan: gebaseerd op één vers uit Jesaja.

Het zelfde thema heb ik twee jaar later ook gebruikt in X25 Ik zal opstaan.

Ik zal opstaan

als ik door de dood word verdrukt
is er niemand die me redt
uit het leven weg word gerukt
zal er niemand bij me zijn

ik zal opstaan
uit het duister
en wandelen in licht
ik zal opstaan
uit de schaduw van de dood.