Open ruimte

Help, help, help, help...

(Dit artikel ontstond tijdens de overstromingen in New Orleans)

Ik zag god de afgelopen week op de televisie.
Hij was voor de gelegenheid in New-Orleans. Ik hoorde hem roepen: ‘Help, help, help, help, help...’

Het is vreemd dat men in een land dat zich zo graag God’ s own country noemt, de stem van god niet weet te herkennen. Nu moet gezegd worden dat god ook zijn uiterste best gedaan had om niet herkend te worden. Allereerst was hij voornamelijk zwart en dat is van huis uit niet de kleur die we associëren met god. Ten tweede schreeuwde hij ook nog eens, terwijl ons is geleerd dat god niet schreeuwt. Hooguit dondert hij, maar dan ook alleen als er weer eens tien geboden moeten worden uitgevaardigd.Tien geboden had god de afgelopen week niet. Slechts één gebod: help!

In deze tijd komt god zomaar vanuit de hoge hemel weer naar ons toe als mens, als de minste onder ons. God herken je in de uitgeprocedeerde asielzoeker, in het hongerende kind in Afrika, in de opdringende, haast agressieve bedelaar in Amsterdam en nu had god als toneel New-Orleans gekozen.

Gods gebod nummer 1 - het gebod om te helpen - lijkt in deze tijd echter het moeilijkste om aan te gehoorzamen.
Wij zijn gewend, het is ons geleerd, om voor onszelf te leven, voor onszelf op te komen. Onze economie moet groeien, ónze portemonnee is heilig.

Tuurlijk snappen we ook, dat groei in het westen, meestal betekent: armoede in het zuiden en oosten. Tuurlijk weten we, dat als we maar overal zo goedkoop mogelijk onze spullen kopen, dat het niet anders kan dan dat er mensen voor uitgebuit zijn.

Gods gebod, zoals hij dat de afgelopen week letterlijk van de daken heeft geschreeuwd is simpel:

Hélp hen die honger hebben. Geef ze te eten.
Hélp hen die naakt zijn. Geef ze kleding.
Hélp hen die ontheemd zijn. Geef ze een dak boven het hoofd. Hélp hen die onderdrukt worden. Maak ze vrij.
Hélp hen die onrechtvaardig behandeld worden. Zorg voor gerechtigheid.

En denk maar niet dat ie het zo snel opgeeft. Als een dief in de nacht kan je god tegenwoordig overal verwachten. Morgen misschien al, hier bij ons in Nederland, bij ons in de buurt. Misschien in de ogen van een voorbijganger, misschien in de ogen van je partner of in de ogen van je kind: ‘Help, help, help, help...’