God in het gekkenhuis

Varken zoekt verlichting

varken
door Benjamin Harmsen

Thuis

19.
elke morgen als ik wakker word
drukt het leven als een zware last op mijn hart.
waar zal ik verlichting vinden?
waar zal ik verlichting vinden
voor mijn hart
voor mijn zware last?

Elke dag als Varken wakker wordt, voelt hij hoe het leven zwaar op hem drukt en elke dag opnieuw wenst hij met hart en ziel verlichting voor deze last. Hij sleept zich naar zijn werk en ondergaat het gebrul van zijn ongeduldige baas en het gezeur van zijn collega’s.
Als hij ’s avonds dodelijk vermoeid thuis op de bank valt, springen vanuit het niets twaalf kinderen boven op hem.
Eigenlijk is het enige moment van verlichting, als je het al zo kan noemen, ’s avonds in bed als zijn vrouw hem aan haar machtige boezem trekt en hem welterusten kust met de woorden: ‘Slaap lekker, ouwe beer van me.’
Daarna draait zij zich om en slaapt direct. Soms, als Varken geluk heeft, kan hij door dit kleine gelukzalige moment ook de slaap te pakken krijgen, maar meestal ligt hij nog geruime tijd wakker en langzamerhand voelt hij zijn oude last weer op zich drukken.

Op een ochtend vraagt hij aan zijn vrouw: ‘Wat denk jij dat een varken moet doen om verlichting te vinden.’ Zijn vrouw glimlacht en zegt: ‘Een varken zou de juiste vraag op het juiste moment aan de juiste persoon moeten stellen.’

Varken denkt na. ‘Ik weet niet de juiste vraag en ik weet niet wanneer de juiste tijd is,’ zegt hij bij zichzelf, ‘maar ik weet misschien wel de juiste persoon.’ Hij kleedt zich aan en in plaats van dat hij naar zijn werk gaat, loopt hij op die bewuste ochtend het bos in en gaat op weg naar Meester Egel.

meester_egel_0
door Benjamin Harmsen

Meester Egel

20.
Meester, Meester, ik ben op zoek
Meester, Meester, wat moet ik doen?
Meester, Meester, het leven is zo zwaar
Meester, Meester, misschien een klein gebaar
misschien een woord van u
misschien een teken van uw hand
of aan de wand misschien?

Meester Egel is niet wat je noemt een normale verschijning. De meeste dieren zijn bang voor hem. Misschien omdat hij altijd de waarheid spreekt en daarbij niemand spaart. Eigenlijk hebben velen zelfs een uitgesproken hekel aan hem. Maar iedereen is het erover eens, dat Meester Egel een zeer wijs dier is. Voor Varken is Meester Egel daarom het meest voor de hand liggende dier om een vraag aan te stellen.
Meester Egel woont ver van de bewoonde wereld en Varken is al behoorlijk lang onderweg als hij eindelijk bij het hol van Meester Egel aankomt.
Hij gaat voor het hol staan en roept: ‘Meester Egel, Meester Egel, ik ben het, Varken, ik wil u iets vragen...’

Het duurt een tijdje en Varken wil net opnieuw gaan roepen als hij een stem vanuit het hol hoort. ‘Zo, zo, Varken wil een vraag stellen. Dan wil ik hopen dat het de juiste vraag is.’ Even later treedt Meester Egel naar buiten en gaat voor Varken op de grond zitten.

Varken buigt diept, zet zich vervolgens tegenover hem en zegt: ‘Meester Egel, het leven drukt zwaar op me. Kunt u mij vertellen hoe ik verlichting kan vinden?’
Meester Egel brult van het lachen. ‘Ha, ha, Varken zoekt verlichting, niet?’

Varken durft hem niet aan te kijken, maar hij knikt toch, ‘Ja Meester Egel, Varken zoekt verlichting.’
‘Nou geef dat maar op,’ roept Meester Egel, ‘Verlichting duurt jaren, zo niet enkele levens lang.’
‘Maar,’ zegt Varken zacht, ‘Zo lang kan ik niet wachten. Ik heb nu verlichting nodig.’ Meester Egel houdt op met lachen en kijkt hem ernstig aan. ‘Zo, zo, Varken wil nu verlichting, nou, laat dan maar eens alles los, dan komt de verlichting vanzelf.’
Varken glimlacht. Dat zou mooi zijn, denkt hij bij zichzelf, alleen maar loslaten.

Dan slaat Meester Egel plotseling hard in het gezicht van Varken. Varken vliegt achterover.
‘En?,’ vraagt Meester Egel, ‘Heb je nu verlichting?’
Varken denkt na. ‘Nee,’ antwoordt hij.
‘Vreemd,’ zegt Meester Egel, ‘bij sommigen werkt het wel!’ en dan buldert hij weer van het lachen.

Beschaamd staat Varken op en gaat weer op weg. ‘Niet de juiste persoon,’ zegt hij bij zichzelf.

21.
zelfs als ik loslaat
laat het me niet los
dreig ik dan stuurloos
misschien verloren, tevergeefs
zoeken naar dat wat ik niet weet
zelfs als ik loslaat
laat het me niet los

zuster_vos_0
door Jonah Harmsen

Zuster Vos

Wanneer precies weet Varken niet, maar onderweg naar huis moet hij een keer een verkeerde afslag hebben genomen. Het deel van het bos waarin hij zich nu bevindt komt hem niet bekend voor. Varken is moe. Hij plukt wat bessen en gaat aan de kant van de weg zitten. In de verte ziet hij hoe een kleurrijke gedaante dichterbij komt. Het duurt niet lang voordat hij weet wie op hem af komt.
‘O, nee,’ kreunt hij, ‘Zuster Vos.’

Zuster Vos is gehuld in bonte kleren waarvan het onmogelijk is vast te stellen, waar de huid van Zuster Vos begint en waar de kleren eindigen.
‘Ah!,’ lacht zij als ze dichtbij gekomen is, ‘Als dat niet het ongelovige Varken is.’

Varken zucht diep. Na zo’n ochtend zit hij niet te wachten op een altijd glimlachende raaskal als Zuster Vos.
‘Wat kijk je verdrietig,’ probeert Zuster Vos.
Varken kijkt haar aan. ‘Het leven drukt zwaar op me, ik ben op zoek naar verlichting,’ zegt hij. ‘Jij weet toevallig niet...’
Hij houdt gelijk zijn mond. Stom, stom, stom, denkt hij bij zichzelf.
Maar zuster Vos laat niet meer los. ‘Zo, zo, Varken zoekt verlichting. Dat zat er natuurlijk in. Vroeg of laat komen al die ongelovige dieren tot het inzicht, dat er meer moet zijn dan alleen maar dit waardeloze leven hier op aarde. Er is ook nog een toekomende wereld, moet je weten. En ja, ik weet toevallig wel hoe je verlichting kan krijgen. Ik had ook zo’n zware last te dragen. Maar nu ben ik gered en draagt iemand anders mijn last.’
Varken kijkt haar verbaasd aan. Eigenlijk zou hij nu moeten doorlopen, maar hij moet toegeven dat dit gesprek hem begint te interesseren. ‘Iemand anders draagt jouw last?’
‘Ja, Lam is voor ons geslacht en heeft daarmee de last van alle dieren op zich genomen,’ roept Zuster Vos verrukt uit.
‘Van alle dieren?,’ vraagt Varken, ‘Daar merk ik anders niks van. Ik heb nog steeds een zware last te dragen.’
‘Ja, maar jij bent ook nog niet gered. Je hebt je hart nog niet aan Lam gegeven.’
‘Mijn hart aan Lam geven?’
Varken raakt een beetje in de war. ‘Maar dan ga ik dood!’
‘Ja, ja,’ roept Zuster Vos nu geëmotioneerd, ‘Precies, maar dan wordt je weer opnieuw geboren en dan draagt Lam al je lasten.’
Varken komt deze procedure een beetje ingewikkeld voor. ‘Maar ik wil nu verlichting,’ bromt hij.
‘Maar dat kan, ongelovig Zwijn!,’ juicht Zuster Vos, ‘op je pootjes en beleid je schuld voor Lam!’
‘Mijn schuld?,’ vraagt Varken, ‘Ik heb niets gedaan. Ik heb alleen een zware last.’
‘En hoe denk je dat je daar aan gekomen bent, zondaar?’
De woorden van Zuster Vos beginnen bijtender te worden. ‘Door jouw schuld, natuurlijk, door jouw grote schuld! Beken je schuld en geef je hart aan Lam!’

Varken krijgt tranen in zijn ogen. ‘Okay, ik beken, ik wil mijn hart aan Lam geven,’ en hij valt voorover op de grond.
‘Halleluja!,’ zingt Zuster Vos, ‘Weer een zondaar gered voor de hemel.’ Ze zingt luid verschillende liederen die allemaal over Lam en over de toekomende wereld gaan.
Als Varken weer een beetje bij positieven is, krabbelt hij op zijn poten. Dan zegt hij: ‘Maar het leven drukt nog steeds zwaar op me!’

Zuster Vos kijkt hem aan. ‘Je zult wel een groot zondaar zijn geweest, maar in de toekomende wereld zal er geen last meer op je drukken!’ en zingend vervolgt zij haar weg.
‘Maar ik wil nu verlichting,’ mompelt Varken en dwingt zijn moede ledematen weer op weg te gaan.

22.
Het Lam heeft mij gered en nu voortaan
ben ik verlost, wordt al mijn last gedragen.
Waarom voelt alles dan nog steeds zo zwaar,
ontbeert het mij voortdurend aan verlichting?
Als wat mij drukt ik toch weer dragen moet,
wat is het nut van Lam dan als verlosser?

vrouwe_kat_0
door Jonah Harmsen

Vrouwe Kat

Varken begint honger te krijgen. Het zal zo rond de middag zijn en hij is gewend om op dit tijdstip zijn boterhammen, die zijn vrouw hem altijd smeert, op te eten. Maar vandaag is alles anders: hij heeft geen eten meegenomen.
Hij ziet een huisje aan de kant van de weg. ‘Zou ik daar kunnen aankloppen voor wat eten?,’ vraagt hij zich af. Op de deur staat een bordje met daarop:

Vrouwe Kat
Gediplomeerd
Voor al uw verlichtingen

Het gezicht van Varken klaart op. Hij klopt op de deur.
‘Binnen,’ hoort hij. Varken opent de deur. Een vriendelijke woonkamer lacht hem tegemoet. Varken voelt zich direct een beetje thuis. In de hoek van de kamer, op een mooi kussen, ligt Vrouwe Kat.

‘Goedemiddag, Vrouwe Kat,’ zegt Varken eerbiedig, ‘Ik ben verdwaald en heb zo’n honger, hebt u iets voor mij te eten?’
Vrouwe Kat wijst naar de tafel waarop een bord met wat vis ligt. ‘Wees mijn gast, Varken. Vette vis zal je goed doen.’
Varken gaat aan tafel zitten en in een mum heeft hij het eten naar binnen gewerkt.
Hij voelt zich alweer een stukje beter.
Vrouwe Kat kijkt hem met dichtgeknepen ogen aan. ‘Hoe ben je hier zo terecht gekomen?,’ vraagt ze.
‘Ach Vrouwe Kat,’ zegt Varken, ‘Het leven drukt zwaar op me en daarom ben ik op zoek gegaan naar wat verlichting. Misschien kunt u mij helpen? Vanaf het moment dat ik in uw huisje ben voel ik me eigenlijk al wat beter.’

Vrouwe Kat knijpt haar ogen nog verder dicht.
‘Zo, zo,’ miauwt ze, ‘Varken zoekt verlichting. Dan ben je aan het goede adres, jongeman! Vette vis doet goed, niet? Maar de werking gaat weer voorbij. Ik heb drie cursussen voor je in de aanbieding: de eerst kost 400 goudstukken, dan ben je voor de helft van je lasten af, de tweede kost 1200 goudstukken, dan ben je volledig van je lasten af en de derde kost 2000 goudstukken, dan ben je gediplomeerd en kan je anderen ook verlichting geven. Het duurt maar vier jaren.’
‘Kost verlichting geld?,’ vraag het Varken verwonderd.
‘Alles wat waarde heeft, kost geld,’ miauwt Vrouwe Kat.
‘Maar ik heb helemaal geen geld. Ik heb een klein huisje en twaalf kinderen, die allemaal moeten studeren.’
‘Je kan toch een hypotheekje nemen op het huis?,’ bromt Vrouwe Kat. ‘Dan heb ik pas echte lasten,’ protesteert het Varken.
Hij kijkt Vrouwe Kat aan en zegt: ‘Ik kan ook niet vier jaar wachten, ik wil nu verlichting!’
Vrouwe Kat geeuwt en snort: ‘Alles wat waarde heeft, kost tijd.’

Varken dankt voor de vis en verlaat het huisje. Buiten gekomen schudt hij mismoedig het hoofd.

23.
alles wat adem heeft
is kostbaar in mijn ogen
ik weet dat
alles wat waarde heeft
weerloos is

lemming_0
door Benjamin Harmsen

Lemming

Bij een ravijn kan Varken niet meer verder. Hij gaat aan de rand zitten. Hij staart in de oneindige diepte en is helemaal in gedachten verzonken als achter hem iemand kucht. ‘Ehm, pardon meneer, maar kunt u misschien even opzij gaan.’ Varken draait zich om. Achter hem staat een figuur die je normaal gesproken zo over het hoofd zou hebben gezien.
‘Lemming, aangenaam,’ zegt het iele beestje.
‘Varken, ook aangenaam,’ zegt Varken. ‘Waarom moet ik eigenlijk aan de kant?’
Hij kijkt Lemming aan. Diens ogen bewegen schichtig van links naar rechts.

‘Ik moet springen, Meneer Varken. Het leven drukt te zwaar op deze arme Lemming.’
‘Springen?’ Varken kijkt in de donkere diepte van het ravijn. ‘Dan ben je gewis dood.’
Lemming knikt. ‘Exact, Meneer Varken,’ knikt hij, ‘En dat is ook de bedoeling.’
‘Maar geeft dat verlichting?,’ vraagt Varken en kijkt hem vragend aan.
‘Nee,’ Lemming schudt het hoofd, terwijl zijn ogen nog schichtiger heen en weer gaan, ‘Maar het maakt wel een einde aan de zware last,’ zegt hij dan zacht en zonder veel overtuiging.
‘Maar de dood is geen verlichting,’ roept Varken uit, ‘De dood is niets: het einde!’
Lemming knikt. ‘Maar ook geen zware last meer,’ zegt hij bijna onhoorbaar.
‘Maar ik ben op zoek naar verlichting!,’ Varken wordt boos, ‘Ik heb hoop dat er verlichting is. Heb jij dan helemaal geen hoop?’
‘Hoop?’ Lemming kijkt hem met een meewarige glimlach aan. ‘Bij zo’n zware last, kan er geen sprake van hoop zijn.’
‘Nou denk maar niet dat ik aan de kant ga,’ zegt Varken fel, ‘Want zolang je nog niet gesprongen bent, is er hoop. Zie je dat dan niet?’
Lemming zwijgt.

‘Ik weet wat,’ zegt Varken, ‘Ga met me mee op zoek naar verlichting. Ik heb ook een zware last!’
Hij staat op en steekt uitnodigend zijn poot uit.
Lemming kijkt hem aan. Het lijkt alsof hij heel in de verte de lokroep van de hoop heeft gehoord.
‘Hebt U ook een zware last, Meneer Varken?’ Hij kijkt Varken ongelovig aan en het is een tijdje stil.
‘Okay!,’ zegt hij dan, ‘Ga maar vast, laat me nog even nadenken. Zoeken is heel anders dan wat wij Lemmingen eeuwenlang gewoon zijn geweest om te doen.’

Varken knikt hem bemoedigend toe en loopt een stuk het bos in. Als hij omkijkt, ziet hij nog net hoe Lemming met een aanloopje het ravijn in duikt.

Vol afgrijzen rent Varken daarop het bos in.

24.
laat me niet alleen
zonder jou is deze last te zwaar
als ik aan de afgrond sta
en de donkere diepte roept me
wees jij dan mijn antwoord:
laat me niet alleen

Nog nooit heeft Varken zich zo alleen gevoeld en de last die op zijn schouders drukt dreigt hem nu bijna te vermorzelen.

Als hij weer wat rustiger wordt en wat langzamer gaat lopen, kijkt hij om zich heen. Het bos is donker en angstaanjagend geworden. De bomen staan zo dicht tegen elkaar dat de zon nergens meer de grond kan bereiken. Varken heeft geen idee meer waar hij nu is.

het_donkere_woud
door Benjamin Harmsen

Wolf

Plotseling duikt achter een boom vandaan een donkere gestalte op. Varken slikt. Het is Wolf, het enige dier dat hij liever niet tegenkomt en in ieder geval niet in dit mistroostige, donkere deel van het woud.

‘Kijk eens aan, Varken in het Donkere Woud. Kerel, jou had ik hier niet verwacht. Wat brengt jou hier?’ Wolf’s stem klinkt valsig in Varkens oren. Varken schraapt zijn keel en zegt moedig: ‘Goedemiddag Wolf, het leven drukt zwaar op me en ik ben op zoek naar verlichting. Dus ga ik maar weer verder. Tot ziens.’
Varken wil zijn weg weer vervolgen, maar Wolf gaat wijdbeens voor hem staan. ‘Zo, zo.’ Hij likt over zijn lippen met zijn bloedrode tong en zijn tanden die zichtbaar worden, lijken bijna lichtgevend op deze duistere plek.
‘Varken zoekt verlichting, niet?’ En dan kijkt hij Varken fel aan: ‘Logisch, man. Kijk eens hoe je erbij loopt. Als het woord overgewicht niet zou bestaan, dan zou ik het nu ter plekke voor jou uitvinden. Joh, je bent veel te dik, en dan maar klagen over zware lasten. Beweeg je wel eens, knul?’ Wolf brult zo hard, dat de echo nog tijden in de bomen lijkt te hangen.
Varken kijkt naar zijn lichaam. Het spek waar hij als Varken altijd zo trots op is geweest, lijkt nu zijn lichaam naar de grond te drukken. Hij voelt zich meer bezwaard dan ooit.
‘Bewegen?,’ vraagt hij. ‘Ik loop naar mijn werk. Heen en terug. Dat is heel wat.’
Wolf lacht. ‘Kom op kerel, dan zal ik je eens laten zien wat bewegen is. Loop maar eens mooi mee.’

En in een drafje lopen ze door het bos. Varken begint al snel pijn in zijn zij te krijgen, maar hij durft niet te stoppen. Als ze eindelijk stoppen, kan Varken alleen nog maar hijgen.
Hij is nog niet bijgekomen of Wolf trekt zich op aan een laaghangende tak. ‘Jij ook, man,’ roept hij. Daar gaat Varken, omhoog, loslaten, omhoog, los, hoog...
Dodelijk vermoeid valt hij uiteindelijk op de grond.
Wolf buigt zich over Varken heen. Varken voelt diens warme adem op zijn bezwete gezicht. Toch lijkt Wolf niet meer kwaadaardig, eerder vriendelijk en meevoelend. Ook zijn stem klinkt aangenaam als hij vraagt: ‘En? Al een beetje verlichting, knul?’
Tot zijn eigen verbazing merkt Varken dat hij vanaf het moment van zijn ontmoeting met Wolf geen ogenblik meer aan zijn zwaarmoedigheid heeft gedacht.
‘Ja!,’ hijgt hij. ‘Een beetje verlichting, ja...’
‘Nou, laat me je teleurstellen, kerel,’ lacht Wolf, ‘Je last komt zo dadelijk wel weer terug!’
Varken kijkt teleurgesteld.
‘Wat moet ik doen?,’ zucht hij.
‘Goeie vraag, vent. Maar daar moet je zelf achterkomen. Verder dan hier kan ik je niet brengen.’

En dan rent Wolf weg.

25.
ik kan niet altijd bij je zijn
ik kan niet altijd je hand vast houden
ik kan niet altijd zeggen welke weg je zou moeten nemen
verder dan hier kan ik niet gaan....
verder dan hier kan ik niet gaan....



Weer thuis

Gelukkig kent Varken de weg weer. Het geren met Wolf heeft hem dicht bij zijn eigen huis gebracht. Hoewel lichamelijk moe, heeft Varken toch het gevoel dat het leven er een beetje lichter uitziet en een beetje lichter aanvoelt.

Het duurt niet lang of hij ligt weer op zijn vertrouwde bank in zijn woonkamer. De kinderen zijn nog op school en zijn vrouw heeft een kopje thee gezet. Varken vertelt over zijn belevenissen. Aan het einde van zijn verhaal voelt hij de last weer op zijn hart drukken.
‘Ken jij dat gevoel ook?,’ vraag hij aan zijn vrouw.
‘Ja,’ glimlacht zijn vrouw.
‘En hoe vind jij verlichting?,’ vraag Varken verbaasd. Hij heeft nooit geweten dat zijn vrouw ook een zware last heeft te dragen.
‘Ik omarm het gevoel.’
‘Omarmen?,’ vraagt Varken.
‘Ja, ik zeg dat het er mag zijn, en dat het goed is zoals het is. Als de last bij mij hoort, is hij welkom bij mij.’
Varken kijkt verbaasd naar zijn vrouw. Dan concentreert hij zich op zijn last. En gek, hoe meer hij bereid is de last te verwelkomen, hoe lichter deze wordt. Zo licht, dat de last uiteindelijk verdwijnt. Hoewel, er is een andere last die nu voelbaar zwaarder wordt.
‘Wat doe jij,’ vraagt hij, ‘als een last juist zwaarder wordt?’
‘Zo’n last laat ik los,’ lacht zijn vrouw.
Varken probeert het en ja, ook die last verdwijnt. Nu is er nog één last over maar die voelt zwaarder dan alles wat hij ooit heeft moeten dragen.
‘Wat doe jij,’ vraagt hij, ‘als er desondanks een last zwaar blijft?’
‘Die last draag ik,’ zegt zijn vrouw en geeft hem een vette knipoog.
Warempel. De overgebleven last is eigenlijk best.
‘Dus toch dragen,’ mompelt Varken. ‘Had je me dat niet eerder kunnen vertellen?,’ vraagt hij.
‘Heb je de goede vraag gesteld?,’ lacht ze.
‘Nee, blijkbaar niet,’ zegt Varken.
Zijn vrouw drukt hem tegen haar boezem en geeft hem een dikke smakkerd.
‘Lieve ouwe beer van me!,’ fluistert ze.

smakkerd
door Benjamin Harmsen

Dan komen de twaalf kinderen uit school. Als ze zien dat hun vader al thuis is, storten ze zich met een oorverdovend gejuich bovenop hem. Varken voelt geen last meer op zich drukken die hij niet zou willen dragen.

26.
als wij met andere ogen
bereid zijn om te dragen
dan is geen last te veel
dan zal geen angst en geen verdriet
ons ooit verstikken