God in het gekkenhuis

Een nieuwe missie

Toen de Heilige, geprezen zij zijn naam, op een goede dag weer eens een bijeenkomst van alle aandeelhouders van de onderneming God & co. bijeengeroepen had, was het een drukte van belang in de hemelse sferen. Miljarden engelen waren gekomen.
Het werd een ordentelijke vergadering. Een voor een werden alle agendapunten afgehandeld: hoelang moet het heelal nog uitdijen, hoeveel sterren moeten er nog bijkomen, nieuws over het bestuur van zwarte gaten en de snelheidslimieten voor het licht. Toen men na een eeuwigheid bij de rondvraag aangekomen was bleef het een tijdlang stil. De Heilige wilde net de vergadering sluiten toen er op het westelijke halfrond iemand kuchte.

‘Ja Lucifer,’ zuchtte God
Lucifer stond op en de meeste engelen keken verveeld voor zich heen. Wat zou die ouwe engel nu weer te mopperen hebben, dachten velen.
‘O allerheiligste, geprezen zij uw...’
‘Ja ja,’ zei God, ‘vertel maar wat je wilt zeggen’
‘Et cetera et cetera,’ vervolgde Lucifer, ‘het moet mij van het hart dat het business plan van deze onderneming zo langzamerhand een beetje oubollig overkomt. Ik denk dat wij als aandeelhouders van deze firma,’ en hij keek vriendelijk naar de andere engelen, die plotseling geïnteresseerd raakten, ‘nog steeds erg trots zijn op deze onderneming.’

Iedereen knikte instemmend.
‘Maar,’ vervolgde Lucifer, ‘het doel, de missie van dit alles is wel erg vaag.’
God fronste zijn wenkbrauwen. ‘Vaag?,’ zei hij, ‘wat is er mis met Er is geen God dan God alleen? Als dat geen duidelijk statement is, weet ik het niet meer.’
Lucifer zuchtte. ‘Het is wel duidelijk, maar het is zijn doel voorbij geschoten. Zeg nu zelf, hebben we op dit moment nog concurrentie?’
God dacht na. ‘Nee, alleen onze onderneming is actief in dit heelal.’
‘Nou dan,’ zei Lucifer, ‘wat is het nut dan om te zeggen dat er geen andere God is, als er geen concurrentie is. Dat is het zelfde als te zeggen: licht is licht of donker is donker of ik ben die ik ben. Het is volkomen overbodig en oubollig.’
Naast hem begonnen een paar engelen te knikken.
‘Maar dat is mijn naam,’ protesteerde God, ‘Ik ben die ik ben.’
‘Juist,’ riep Lucifer,’Volgens mij is deze onderneming volledig overbodig. En zo niet, dan moeten we ons beraden op een nieuwe strategie, een nieuw mission statement, nieuwe doelen. Zodat bijvoorbeeld de mensen op die aarde van U weer met ontzag over U praten.’
Daar begonnen nog meer engelen mee te knikken. Inderdaad die aarde. Dat was een van de mislukkingen van dit toch verder goedlopende bedrijf. Dood en verderf dat was kort samengevat de aarde.

God zag dat een groot deel van de aandeelhouders de kant van de grootaandeelhouder Lucifer hadden gekozen.
‘Okay dan,’ zei hij, ‘Laten we het dan maar eens over een nieuw mission statement hebben. Boedda, jij hebt altijd van die wijze opmerkingen’ Boeddha zat met een vredig gezicht in de lotushouding.
‘Schijn,’ zei hij zacht, ‘allemaal schijn. Er is geen onderneming en er is geen God.’
God knikte. ‘Okay, maar stel nu even dat ik wel besta.’ Boeddha glimlachte: ‘Dan zou ik zeggen: ik ben niet die ik ben.’

*

Even was het stil in de hemel en het leek er op of alles zich vredig in het niets zou oplossen. Geen vragen, geen antwoorden, alleen Nirvana.

*

‘Ho, ho!,’ riep Lucifer. ‘We hoeven niet allemaal verlicht te worden. Ik stel voor dat we ons gaan profileren op de schepping. Ik bedoel: een beetje manager is in staat om juist van zijn mislukkingen een succes te maken. De aarde. Laten we die als uitgangspunt nemen. Niet bepaald een geweldig succes, al dat leven dat elkaar naar het leven staat. Als we de schepping nu eens gewoon centraal zouden stellen.’
Hij dacht even na. De andere engelen hingen aan zijn lippen.
‘Ik weet het,’ riep hij enthousiast. De hemel haalde opgelucht adem.
‘We schrijven op wat stenen tafelen richtlijnen voor de mensheid. Zo van niet doden en allemaal dat soort dingen. En bovenaan zetten we neer:
Ik ben degene die de hemel en de aarde gemaakt heeft. En om het geheel te benadrukken schrijven we halverwege nog ergens dat dit alles in zes dagen gemaakt is.’
God keek bezorgd. ‘Zes dagen. Is dat niet een beetje consumentenbedrog? Ik bedoel, de hele schepping is gebaseerd op een intelligent ontwerp, maar vergeet niet dat het wel een paar miljoen jaren heeft gekost om alles precies op zijn plek te krijgen.’
Lucifer keek verstoord zijn kant op. ‘Ach, duizend jaren zijn als een dag. Dat weet men toch. Nou, dan die duizend jaren hebben weer 365 duizend dagen en die zijn elk weer als duizend jaar. Iemand die een beetje kan rekenen kan dat zelf ook wel nagaan. Maar wij willen een boodschap overbrengen en die moet kort en duidelijk zijn.’
Ook hier leek weer een meerderheid van de aandeelhouders zich tegen het hoofdbestuur te keren.
‘Maar,’ protesteerde God, ‘wat willen we dan daarmee zeggen? Goed, ik heb de hemel en aarde gemaakt.’
‘U bedoelt,’ onderbrak Lucifer hem, ‘de onderneming heeft de hemel en aarde gemaakt.’
‘Jaha,’ zei God korzelig, ‘maar ik gebruik nu al jouw statement: ik ben het die de hemel en aarde gemaakt heeft. So what, zullen de mensen zeggen.’
‘So what?,’ riep Lucifer, ‘Het feit dat U, ik bedoel wij, de hemel en aarde gemaakt heeft, eh hebben, dat moet hen tot dankbaarheid stemmen en tot gehoorzaamheid. En die gehoorzaamheid zorgt er weer voor dat ze die regels van niet doden, en nog een paar, zullen gaan opvolgen.’
‘Ik zou wel graag willen dat ze dat uit eigen vrije wil deden,’ zei God.

Het was doodstil.

De vrije wil. Daar was dat woord weer. Het v-woord, zoals het in de hemelse wandelgangen werd genoemd. De sleutel tot de mislukking van de schepping.
‘Ik bedoel,’ probeerde God, ‘ik wil ze niet verplichten. Ik wil dat ze vrij zijn.’
Lucifer schudde zijn hoofd en ging geërgerd zitten.
Boeddha glimlachte. ‘Hoewel er geen vrije wil is en ook geen dwang, denk ik dat de ingang naar de mensen via de schijnbare vrije wil moet gaan. Zonder vrije wil geen verlichting. Hoewel er niet zoiets is als verlichting.’

*

En weer was er die vredige stilte, waarin niets hoefde te gebeuren omdat het was zoals het was.

*

‘Ik heb nog wel een idee.’ Iedereen keek verschrikt op. Het was de zoon van de bestuursvoorzitter, de gedoodverfde opvolger van God.

‘Laat dan maar eens horen zoon,’ knikte God goedkeurend.
‘Er is zo’n mooi verhaal dat ik op aarde gehoord heb. Een volk dat als slaven moet werken en dan, op een goede dag, trekken ze weg uit de slavernij. Als we dat tot ons mission statement maken: vrijmaken, en vanuit dat perspectief deze firma verder laten werken, dan komt er misschien nog wel eens wat goeds voort uit die aarde. Ik ondersteun het plan van Lucifer. Stenen tafelen, en om mijn part, noemen we daar de zes dagen schepping, maar we plaatsen het in het licht van de bevrijding: Ik ben degene die jullie uit de slavernij heeft weggevoerd.’
God sloeg met zijn vuist op tafel. ‘Geweldig zoon! Wat denk je daarvan Lucifer?’
Lucifer dacht na. ‘Laten we ze dan twee maal stenen tafelen geven. Eén keer met mijn aanhef en één keer met Uw zoons aanhef. Dan zien we wel wat er van komt.’
Iedereen knikte. Iedereen was blij.

‘Aangenomen,’ zei God. ‘De volgende vergadering is aan het einde van de tijden.’